Voor C. Achterberg-van Baak
Te armoedig nog om bij elkaar te horen
en in onszelf en in elkaar verward,
waren wij daar, een hand litteratoren.
Toen de familie in het kerkezwart
en met een boerse waardigheid verscheen,
werd onze vaalheid nog meer openbaar.
De bloemen overdekten kist en baar.
Daar was hij die ons niet meer nodig had.
Ik zag terzijde van het middenpad
zijn vader, ouder dan Methusalem,
zijn schouders haast gekromd tot aan zijn kruis.
O, toen hij opzag, hoe geleek hij hem
die schreef:'daar woonden wij met man en muis.'
Hij hield de handen om zijn doornen stok.
Maar toen de stoet opstommelde en vertrok,
bleef hij alleen. De doornstok in zijn hand
begon te schrijven op het blauw plavuis.
God sta ons bij. - 'En Jezus schreef in het zand.'